Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Jozef zeide tot zijn vader: Zij zijn mijn zonen, die mij God hier gegeven heeft. En hij zeide: [17]Breng hen toch tot mij, [18]dat ik hen zegene! 17. Hebr. neem hen; dat is, neem hen en breng hen. Het woord nemen wordt dikwijls aldus gebruikt; zie boven, hfdst.12 vs.15. 18. Dat is, dat ik hun de beloftenissen Gods, hoe Hij hen zegenen wil, verkondig, en met oplegging der handen bevestig, naar de wijze van de zegening der patriarchen; zie boven, hfdst.27 vs.4.